huiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Een oud-koloniaal Robert De Vetter

Heb jij nog zilverpapier gespaard voor de negerkes? Nee, ik wel én ik vond dat een verdomd lekker engagement. Hoe meer zilverpapier, hoe meer appreciatie ik kreeg van zuster Huberta, mijn onderwijzeres in de tweede klas. Gezond snoepen moest in die dagen nog uitgevonden worden. Zuster Huberta had een broer-missionaris in de Kongo. Iedere keer ze vertelde over de belevenissen van haar broer hingen we massaal aan haar lippen. Legendarische verhalen die onze fantasie op hol deden slaan. Ieder verhaal werd steevast vertaald in een tekening met hutjes, negerkes, leeuwen, slangen en krokodillen met de pater in de hoofdrol…
Op 30 juni vierde de Kongo 50 jaar onafhankelijkheid en het leek me dus passend in onze kloddegemeente op zoek te gaan naar een oud-koloniaal. Ooit had ik bij vrienden Robert De Vetter ontmoet en hem horen vertellen over zijn periode in Kongo. Dus leek hij me de geknipte man voor deze Mensen van bij Ons. Toen ik hem laatst ontmoette op onze markt, was hij onmiddellijk bereid voor een babbel. En babbelen kan hij! Ook al telt hij 78 lentes, hij vertelt alles precies of het gisteren gebeurd is.

  Robert De Vetter
    Jeugd
Robert als jonge knaap  

Robert is geboren en getogen in Melle. Zijn ouders waren gewone werkmensen. Zijn vader was voerman bij UCO en zijn moeder textielarbeidster in ‘De Lies’. Tot zijn zes is hij opgevoed bij zijn grootouders op een boerenhof. Toen hij naar huis kwam, is moeder gestopt met werken en verhuisden ze naar een klein boerderijtje waar ze een koe en een paar varkens hielden. Hij herinnert zich nog heel goed hoe zijn broer iedere morgen om vijf uur zijn bed uit moest om ‘de kant te gaan wieden’ zoals ze dat zeiden in Melle. Tot zeven uur moest hij de koe laten grazen, langs de kant van de wegen. De moeilijkste periode in zijn jeugd was ongetwijfeld de oorlog. Robert was twaalf toen zijn vader en zijn broer door de Duitse bezetter opgeëist werden om te werken in Duitsland en onderdoken. Enige tijd later werden ze opgepakt en gedeporteerd. Het was al een heel eind in 45 toen vader en broer terug thuiskwamen. In die twee jaren hebben Robert en zijn moeder het niet makkelijk gehad. Ze hadden alle moeite van de wereld om de eindjes aan elkaar te knopen. Ik heb dikwijls honger gehad, bekent hij zoveel jaar later. Ik ben nog patatten gaan pikken bij de buren, ik heb nog paardenstront geraapt om die dan te gaan verkopen. Het was een zware tijd maar ondanks alles heb ik toen geleerd op mijn tanden te bijten, voegt hij er aan toe.

 

School
Die moeilijke periode deden zijn ouders besluiten om Robert niet te laten stoppen op veertien jaar met de school. Ze stuurden hem naar de Stedelijke Jongensvakschool. De afspraak was duidelijk: gebuisd en ge pakt uw pulle en uwe knapzak en ge kunt gaan werken. Zover is het nooit gekomen. Robert was duidelijk heel leergierig. Naast zijn opleiding als paswerker-mecanieker volgde hij ook later nog drie avonden per week avondschool om een A2 te halen. Door zijn legerdienst heeft hij zijn A2 niet kunnen afmaken. Ook ging hij samen met zijn broer op zondagmorgen automechaniek studeren. Lessen die gegeven werden door een oud-RAF-piloot die verdomd boeiend kon vertellen over zijn oorlogsperiode. Veel was niet genoeg, daarnaast volgde hij ook nog lessen Frans en Engels in het Taal- & Handelsinstituut. Talen studeren was boeiend maar het feit dat deze leergang gemengd was, maakte het sowieso nog boeiender.

Werk
In juli 1949 ging hij aan de slag in den UCO (Union Cottonière, een bedrijf met 7000 werknemers in 28 fabrieken). Hij kreeg er Gaston Van Wassenhove als mentor. Een erg norse man, vertelt Robert maar ne stielman uit de duizend. Ik heb in dat ene jaar van hem verdomd veel geleerd: lassen, draaien, frezen, elektriciteit, montage van textielmachines...
Toen hij in 1952 werd opgeroepen voor zijn legerdienst, verkoos hij KROO te worden. Kandidaat Reserve Onderofficier. 21 Maanden legerdienst heeft hij er geklopt. Dankzij zijn opleiding kwam hij terecht in de Brigade Piron in Weiden (Keulen) en kreeg hij de verantwoordelijkheid over een team van acht chauffeurs en 2 bedienden die moesten instaan voor het in rodage rijden van de nieuwe legervoertuigen.Toen hij afzwaaide, mocht hij zijn taak bij UCO terug opnemen.

Een jeugddroom
’s Zaterdags ging hij geregeld een handje toesteken bij een garagist in de buurt, puur voor het amusement want aan auto’s werken deed hij erg graag. Op een goede dag komt er een familielid van de garagist langs, een zekere meneer Loontjens die in Afrika werkte. Ik heb als klein manneke altijd gedroomd van verre landen en in de bib koos ik altijd boeken die daarover gingen, vertelt Robert. Ik begon die man uit te vragen en hij vertelde honderduit over zijn ervaringen in het verre continent. Om een lang verhaal kort te maken, zegt Robert, die Loontjens vroeg me aan het eind van ons gesprek of ik geen interesse had voor Kongo. Hij bood me aan om te werken voor Lever, die een palmolieplantage uitbaatte in Kongo. Dat zag Robert wel zitten. We schrijven 1958. Hij zat er enigszins mee verveeld dat hij zijn job bij UCO moest opgeven en toen hij zijn ontslag ging aanbieden, vroegen ze hem of hij niet liever voor UCO naar Kongo ging. UCO had daar een bedrijf dat geassocieerd was met Manta, Goeters, Bonaf en Texindaf. Zijn keuze was snel gemaakt. Zijn toekomst lag in Albertville (het huidige Kalemie) helemaal in het oostelijk deel van Katanga (zie kaart).

Naar de Kongo
Vanaf dat moment kwam alles in een stroomversnelling. Als vrijgezel mocht je niet naar Afrika vertrekken, je moest getrouwd zijn. Robert was op dat moment al drie jaar verloofd met zijn Monique en samen beslisten ze dan om te trouwen en dan te vertrekken. In het Tropisch Instituut legden ze alle proeven af en op een zaterdag in juli trouwden ze en de dag daarna vertrokken ze naar Kongo. Reizen was in die dagen nog reizen. Van Brussel naar Albertville duurde zo maar eventjes drie dagen. Met een DC4 ging het richting Lissabon, van daar naar Nigeria om dan te landen in Leopoldville (het huidige Kinshasa). Het laatste traject legden ze af met een DC3 om dinsdagavond eindelijk in Albertville (Kalemie) te landen.

  Kaart van Kongo
Vrouw Monique met boy maison Tabu  

De eerste indrukken
Ons kersverse paar werd er opgewacht door de directie en de nieuwe collega’s (in tropenkledij, korte broek en wit of kaki hemd). Tijdens de rit naar de site van Filtisaf waren ze beiden onder de indruk van de pracht van hun nieuwe heimat. Albertville ligt op een hoogte van 675 meter aan het Tanganikameer en heeft een uitzonderlijk goed klimaat. Ze waren echt verrast toen ze aan hun woning, een bungalow in tropische stijl in een bloemrijke woonwijk arriveerden. De bougainvillea’s verspreidden een heerlijk parfum en er groeide fruit, veel fruit: papaja’s, mango’s, ananassen, bananen, citroenen, pepers, palm- en kokosnoten. Het huis was zeer ruim, had stromend water en elektriciteit en huurgeld dienden ze niet te betalen. Enkel van de elektriciteit kregen ze een rekening. Naast het huis was er ook een woonst voorzien voor de boy maison, een Kongolees die hielp met kuisen, wassen en strijken.

  Het huis in Kongo
Den avenue Storms, de hoofdlaan van Albertville  

Iedere maand kreeg de boy een loon van ongeveer 900 Belgische frank en daarnaast kreeg het gezin ook de poyo (maniok, zout, olie...). Robert verdiende er ongeveer 110 000 Belgische frank per jaar. Dat was een mooi loon want het leven in Kongo was veel goedkoper dan in België. Zonder problemen kon je de helft van wat je verdiende sparen, vertelt hij. Je tekende telkens een contract voor drie jaar en dan kreeg je zes maanden verlof. Een tijd die de meesten gebruikten om even terug te keren naar het vaderland. Wel moest je gedurende die zes maanden het loon van je boy maison verder betalen want je was verantwoordelijk voor hem en zijn gezin.
De tweede dag ging het terug richting Albertville voor de wettelijke regelingen: inschrijving, paspoorten alsook inschrijving in het militair garnizoen waar Robert de graad van adjudant kreeg. De rest van de dag hadden ze de tijd voor wat siteseeing in de stad. Albertville had een prachtige laan met palmbomen aan beiden zijden, een haven, twee hospitalen, magazijnen, Hindoewinkels, een Griekse vissersvloot en een Sedec en een Sarma om hun inkopen te doen. Wat hen het meest is bijgebleven, was de grote bedrijvigheid en de vrolijke zwarte mensen.

Het werk
De derde dag werd Robert voorgesteld in het bedrijf. Er werkten ongeveer 2000 mensen waarvan 40 blanken. Het was een enorm bedrijf: 50 spinmolens, 300 weefgetouwen, een ververij, een drukkerij... Ze hadden eigen stroom- & watervoorziening. Robert werd er verantwoordelijk voor het onderhoud van heel het machinepark en kreeg de hulp van ongeveer 50 zwarte werklui: mecaniekers, lassers, stokers, buizenleggers, smeerders, kuisers... De meesten waren zeer bekwame vaklui. Drie maanden werkte Robert samen met de man die hij moest opvolgen en daarna stond hij er alleen voor. En dat was toch geen lachtertje. In de beginfase moest je je ook bewijzen, zegt hij. Mijn zwarte collega’s hebben me een paar keer uitgetest op mijn kennis en kunde en ik had geluk, glundert Robert, ik bracht het er goed vanaf en sinds dat moment kreeg ik van hen veel respect. Bwana Macreel (luidruchtige kever in Afrika) was mijn bijnaam omdat ik soms wel wat te veel lawaai maakte als iets niet naar behoren was uitgevoerd.
In het bedrijf werd er in drie ploegen gewerkt. Ikzelf, zegt Robert, stond in de dagploeg maar door mijn verantwoordelijkheid gebeurde het regelmatig dat ik ook op andere momenten werd opgeroepen om mijn kijk op de zaak te geven en een oplossing te zoeken voor een technisch probleem.

  De zwarte collega's van Robert
De bar van De Cirkel   Den doop van Robert   Biljarten in De Cirkel
Werk & ontspanning    
De meeste Belgen staarden zich blind op die zes maanden vakantie die de kolonialen hadden. Dat was een groot misverstand, verduidelijkt Robert. In Kongo hadden we eigenlijk nooit vakantie. We werkten van maandag tot zaterdagmiddag en klopten weken van 48 uur. Buiten enkele dagen met kerst en Nieuwjaar waren er geen vrije dagen, zo simpel was dat. Om het alledaagse wat te doorbreken, werd iedere gelegenheid te baat genomen om samen te vieren: verjaardagen, geboortes, een terugkeer uit verlof, Kerstmis en Nieuwjaar. Een speciale gebeurtenis was altijd het doopritueel voor kersverse kolonialen. Leuk voor de anciens, iets minder voor de neofiet.
In Kongo waren er geen kranten, geen radio, geen tv. Amusement moest men zelf zoeken in onze kolonie. Na een jaar heeft Monique ‘De Cirkel’ opengehouden. Dat was een ontmoetingsplaats die gedurende de week vier dagen open was.
 

Het accent lag vooral op ontmoeting & ontspanning: kaarten, tennissen, biljarten, zwemmen en af en toe voetbal. Soms moest Robert een film draaien. Films uit de jaren stillekes maar toch lokten die toch veel volk. In De Cirkel had Monique twee boys om haar te helpen: Pierre en Bruno. Deze laatste hield er een lucratief handeltje op na. Alle restjes van bier, Martini, cognac, whisky, gin goot hij in een emmer en dat mengsel verkocht hij dan aan vrienden tegen 5 frank per liter. Op een avond werd er een film getoond en tijdens de vertoning werd er geen drank verkocht. Midden in de film viel Bruno van zijn barkruk, stomdronken van zijn eigen brouwsel.
Eens per maand werden er inkopen gedaan in Albertville. De kolonialen betaalden nooit contant maar schreven een ‘Bon pour...’ uit. Een soort Visa-avant-la-lettre. De zwarten begrepen niet waarom zij wel moesten betalen en de blanken niet. Ze wisten natuurlijk niet dat de ‘Bon-pour-klanten’ iedere maand hun afrekening kregen via de bank.

Het kerkje van Lubaye  

Missionarissen
De zondag trokken Robert en Monique steevast naar de Bantoemis in het kerkje van Lubaye. Dat waren nog eens echte vieringen, mijmert hij. Iedere mis was een feest! Er werd gezongen, gedanst, gelachen. Het was één gemeenschap van blank en zwart. Nadien brachten we vaak een bezoek aan de Broeders van Oostakker die er een grote technische school hadden in de buurt. De school was opgericht om mensen een opleiding te geven zodat ze aan de slag konden in de bedrijven. Volledig gratis werden ze er opgeleid tot heel bekwame mecaniciens, schrijnwerkers, bouwvakkers, draaiers, lassers.

  Robert op bezoek bij de Broeders van Oostakker
Robert op buffeljacht  

Jacht

Een bijzondere ervaring voor Robert was de jacht. Drie à vier keer per jaar lukte het om er enkele dagen op uit te trekken naar de brousse. De jacht op groot wild kon op zo’n 200-300 kilometer van Albertville. Alleen de reis al was een avontuur. Iedere keer zochten ze overnachtingsmogelijkheden in één of ander dorp. Belangrijk was, vertelt Robert, dat je respect toonde voor het stamhoofd en gastvrijheid vroeg. Je moest ook in Kongo je wereld kennen. Meestal was dat geen probleem en kreeg het stamhoofd geschenken: olie, tabak en zout én niet te vergeten medicamenten. Aspirine (dawa in ’t Swahili) bijvoorbeeld was een erg gegeerd cadeau. Naast logies kregen ze telkens ook een of twee spoorzoekers (pisteurs) mee. Na de jacht kregen de mensen van het dorp het meeste vlees. De jagers hielden meestal de billen, de voorschouder en de rugfilets.

 

De zwarten

Over Kongo is al heel wat inkt gevloeid. De mistoestanden die er heersten ten tijde van Kongo-Vrijstaat, behoorden al lang tot het verleden toen ik in 1958 er arriveerde. In ons bedrijf werd er op dezelfde manier gewerkt als in België en meningsverschillen had je overal. Wij moesten ons als blanke correct gedragen tegenover onze zwarte collega’s en als er iemand zich niet hield aan deze afspraak kon de Kongolees klacht indienen. De eerste keer kreeg de blanke een boete van 500fr., de tweede keer moest hij 1500 fr. betalen en als dit zich dan nog herhaalde dan kreeg je meestal een retourticket naar België.
In den beginne had ik verdomd veel moeite om alle zwarten van elkaar te onderscheiden maar na een tijdje beterde dat wel. Ook de taal was bij de start niet vanzelfsprekend. Met een basisboekje Swahili konden ze zich vrij snel uit de slag trekken en met tijd en boterhammen werd het vloeiender.
Wat Robert iedere keer opnieuw opviel was de opgeruimdheid en het goedlachse van de Kongolese bevolking. We konden van hen veel leren: hun liefde voor hun kinderen en hun respect voor de dorps- of stamoverste. Ook vragen jongeren altijd de raad van de ouderen en hebben zwarten een andere kijk op bezit: wat ze hebben delen ze met het hele dorp. Iets waar hij als westerling moeilijk kon bijkomen, was het bijgeloof van de zwarten. Ook Kongolezen die gestudeerd hadden, bleven rotsvast in een aantal zaken geloven.
Iedere man respecteert zijn vrouw heel erg. De vrouw doet het huishouden, zorgt voor de kinderen en werkt hard op het veld om maniok en aardnoten te kunnen oogsten. Als ze door de brousse gingen, liep steeds de man voorop met een machete of een stok om het gevaarlijk wild (vooral slangen) weg te jagen. Daarna volgde de vrouw met een last op het hoofd en haar sliert kinderen, steeds babbelend en taterend.
De eerste weken dat Robert in Kongo was, viel het hem op dat de meeste vrouwen met een bloot bovenlijf rondliepen. Een groot verschil met het preutse Vlaanderen. In het begin, kijk je er naar, lacht Robert maar na een tijdje is dat de doodnormaalste zaak van de wereld en loop je er achteloos aan voorbij.

Wat hem ook bijzonder is opgevallen is de zeer hoge pijngrens. Hij herinnert zich goed toen een man een beet kreeg van een schorpioen. Hij liep onmiddellijk naar het vuur en met een gloeiend hete stok brandde hij de beet eruit. De zwarten waren ook erg taai bij zwaar werk en wat ook erg opviel, was dat ze bijzonder leergierig waren. Ook bewondert Robert hun gevoel en hun handigheid om primitieve kunst te maken. In zijn woonkamer herinneren een paar kunstwerken hem aan zijn tijd in Kongo. Eén van de mooiste souvenirs was deze uitspraak van een zwarte man die hem zei: Bwana Robert, vous avez une montre mais nous, nous avons le temps. Toch houdt hij heel mooie herinneringen over aan de meeste zwarten waarmee hij samenwerkte. Zijn eigen ploeg had veel respect voor hem en dito vertrouwen maar van 100 percent samenleven was er toch geen sprake. Er was steeds een scheiding hoewel sommige Kongolezen wel in betere huizen woonden, zelfs een auto hadden en probeerden te leven zoals de blanken, wat men de evolués noemde.   Robert met enkele evoluees
    Dependa
Mannen van de force Publique  


Eind 1959 bereiken allerlei geruchten over onafhankelijkheid, over rellen in Leopoldville (Kinshasa) en Stanleyville (Kisangani) Albertville. Het woord ‘dependa’ gaat van mond tot mond. Het Afrikaanse woord voor l’indépendance ofte onafhankelijkheid. Pas na enkele maanden komt er ook onrust in Albertville als er na een voetbalmatch auto’s van blanken bekogeld worden met stenen. Er volgt wat paniek, er is een korte staking in het bedrijf maar daarna keert de rust weer. In de lente van 1960 worden enkele blanken  die deel uitmaakten van de Force Publique (waaronder Robert) samengeroepen en kregen instructies wat ze moesten doen ingeval er onlusten zouden uitbreken.
In juli 1960 is de onafhankelijkheid van Kongo een feit. Dependa betekent in de ogen van de gewone man geld hebben in overvloed, een groot huis, een mooie auto én een blanke vrouw. Alles blijft rustig tot men het nieuws hoort wat er zich afgespeeld heeft in Thysville (in het westen van Kongo): verkrachtingen, doden, diefstal, plunderingen. Het leger heeft men niet meer onder controle en blanke vrouwen en kinderen verlaten het land. Ook dichter bij Albertville in Kongolo slaan de militairen aan het muiten. Ook bij ons voelde je de spanning in de lucht hangen.

Voor de veiligheid werden alle vrouwen en kinderen met boten over het Tanganikameer naar Tanzania gebracht. Ook Monique ging op de vlucht. Ze belandde na enkele dagen in Dar es Salaam in het oosten van Tanzania. Via een tussenstop in Khartoem (Soedan) bereikte ze uiteindelijk Brussel.
De mannen bleven in Kongo en, vertelt Robert, we werden bewapend en kregen de nodige instructies ter bescherming van onze site. Barricades worden opgeworpen en samen met een collega en 8 à 10 zwarte policiers moeten we de brug aan de Lukaga bewaken. Dat waren mijn moeilijkste weken in Kongo. In de verte hoorden we schoten en de tamtams die de hele nacht doorgingen gaven ons meer dan stress. Ik was bang, zeer bang, bekent Robert vijftig jaar later. Maar we mochten het niet tonen en moesten kalm blijven. Iedere dag kwamen er vrouwen en kinderen uit westelijke richting en deze vluchtelingen begeleidden we naar de haven van Albertville zodat ook zij naar Tanzania konden.
Bij ons wordt de avondklok ingesteld en we lossen elkaar af voor de bewaking van de Lukagabrug, de radiopost en het vliegveldje. Na ongeveer twee weken komt er gevaar van plunderende bendes die langzaam maar zeker terrein winnen. De toestand wordt stilaan onhoudbaar en Robert krijgt de opdracht ’s avonds vuur aan te leggen naast de landingsbaan zodat ze bij valavond legersteun konden krijgen. Dat was op dat moment echt nodig, verschillende huizen van blanken waren in brand gestoken, andere geplunderd. Door deze hulp wordt het terug relatief rustig in het gebied en had men de toestand min of meer onder controle. Maar niets was als voorheen. Katanga roept de onafhankelijkheid uit en president Tjombe bezoekt samen met het Katangees leger het bedrijf en de site. De toestand is verre van duidelijk. Mobutoe en Kasavubu willen Katanga terug bij de republiek Kongo en het UNO-leger wordt ingeschakeld. Toch gebeuren hier en daar nog mishandelingen en worden in Kongolo een aantal paters en broeders vermoord.

  Robert bewaakt de toegang tot de site

In 1961zijn de drie jaar voorbij en keert Robert terug naar België. Zijn Kongojaren waren ongetwijfeld de mooiste uit zijn leven. Hij mijmert over dat prachtig land, een land met een grote toekomst, met enorme bodemrijkdommen, met onvoorstelbare vooruitzichten op het vlak van toerisme. Hij betreurt dat de kolonialen heel de tijd de erfenis van Leopold II met zich meedroegen. Wat er ten tijde van Kongo-Vrijstaat gebeurd is, was verschrikkelijk. Die schandvlek is gebleven alhoewel er sinds 1908 enorm veel inspanningen gedaan zijn om van Kongo een voorspoedig land te maken, vertelt Robert. Kongo was een land zonder oorlog, een land van vrede waar de zon altijd schijnt, met een onbezorgde en vrolijke bevolking. Er kwamen steeds meer inplantingen van bedrijven, steeds meer en betere wegen, er was luchtvaart, spoorwegen, er was gratis onderwijs, ziekenhuizen, steeds meer ziekenzorg… Ik heb het altijd erg spijtig gevonden dat men niet veel vroeger werk heeft gemaakt van het opleiden van een bekwame elite, universitairen die instaat waren om het land te leiden na de onafhankelijkheid.
Robert draagt de Kongolese bevolking in zijn hart en hoopt dat er ondanks alles wat er gebeurd is, er een kentering ten goede mag komen. Een reportage die hij laatst zag over de gouverneur van Katanga  geeft  hem hoop dat er terug beterschap komt.

    Zele    
fabriek Van Der Eecken  

Terug in België gaat hij weer aan de slag bij UCO. Enkele jaren staat hij in voor de montages van machines in verschillende bedrijven en daarna vraagt men hem om de technische dienst op zicht te nemen van de UCO-afdeling in Zele en omdat hij dicht bij het bedrijf moet wonen, vestigen hij en zijn vrouwtje zich in Zele. In 1968 wordt hij terug gevraagd om naar Kongo te gaan. Voor één jaar trekt hij terug naar onze voormalige kolonie voor de montage en het inbedrijfstellen van een totaal nieuwe spinnerij, de meest moderne in Afrika. Bij zijn terugkeer in 1969 krijgt hij de vraag om de technische dienst van één van de grootste UCO-bedrijven op zich te nemen. De job zag Robert wel zitten, alleen de verplichte verhuis naar Gent niet. Hij wordt uitgenodigd voor een gesprek bij de directie van de firma Van der Eecken, een bedrijf dat in die jaren in volle expansie was. Twintig jaar lang stond hij daar in voor de montage en onderhoud van de machines. Hij kijkt met veel genoegen terug op de laatste twintig jaren van zijn loopbaan: een aangename werksfeer en een goede verhouding met alle collega’s. Op de firma Van der Eecken was hij fier. in haar branche was dit erg vooruitstrevend bedrijf één van de grootste in Europa. ‘De Mercedes van de tapijtgarens’ zei ooit een Duitser tegen Robert.

  Robert op zijn bureau bij Van Der Eecken
    Pensioen
Robert met de hond van de buren  

Robert is nu dik twintig jaar met pensioen. Alle dagen fietst Robert dertig-veertig kilometer en doet hij een stevige wandeling met of zonder hond. Een bezige bij is hij gebleven. In zijn tuinhuis-atelier toont hij mij zijn domein. Alles staat er netjes geordend zoals het een echte stielman betaamt. De paswerker-mecanieker heeft er alles war hij nodig heeft om te lassen, te draaien, te frezen… Ik doe enkel nog iets om anderen, familie, vrienden of kennissen te helpen. En dat doe ik graag, gratis belangeloos en voor niks, zegt hij. Helpen is een werkwoord dat hij veel vervoegt. Alle buren van de Huis ten Halvestraat kennen hem en weten dat ze nooit tevergeefs bij hem aankloppen. Hij doet boodschappen voor hen, gaat met de hond van de buren wandelen, kortom hij is er als ze hem nodig hebben.
Ook de liefde voor verre continenten is steeds gebleven. In de laatste twintig jaar hebben hij en zijn vrouwtje veel gereisd: de zijderoute, Syrië, Armenië, Indonesië, India, Maleisië, Signapore, Sulawesi, Thailand, Egypte, Nigeria… Ook met de wagen trokken ze er vaak op uit: Frankrijk, Griekenland, het Kalamatagebergte, Ierland, Portugal, Joegoslavië…

Met tevredenheid blikt Robert terug op zijn leven. Ik heb met mijn diploma van de vakschool heel veel bereikt en dat kon ik enkel omdat ik me altijd 100 % heb ingezet. Mijn werklust was mijn sterkste wapen. Ik was heel leergierig én ik deed het graag, ik deed mijn job met hart en ziel, besluit hij.

In de nabije toekomst gaan Robert en Monique ons Zele verlaten. Ze gaan verhuizen naar Wetteren, de roots van Monique. Ze wil dichter bij haar familie wonen. Robert begrijpt dat maar het zal hem niet zo makkelijk vallen afscheid te nemen van Zele. Hij woont hier graag, hij is hier thuis…

Bedankt voor den babbel, Robert. Het ga je goed !

mark

09.07.2010

Dit interview kan je ook afdrukken.

pdf - Een oud-koloniaal - Robert De Vetter

 

Thuiskomen

 

 

Krijg je graag een e-mail als de volgende 'Mensen van bij ons' verschijnt?
Ga naar 'Contact', vul je naam en e-mailadres in en gewoon klikken op 'Verzenden'.

Reacties en suggesties zijn altijd welkom !